Je vroeg het me deze
morgen.
Je vroeg het me gisteren.
En de dag daarvoor.
Je vroeg het me gisteren.
En de dag daarvoor.
Je zal het me morgen
vragen
En de dag daarna en daarna.
En de dag daarna en daarna.
Uit beleefdheid stel
je me de vraag:
Hoe gaat het met je?
Uit beleefdheid antwoord ik:
Oh, prima! Alles gaat goed!
Hoe gaat het met je?
Uit beleefdheid antwoord ik:
Oh, prima! Alles gaat goed!
Maar keer op keer heb
ik uit beleefdheid
het gebod: Gij zult niet liegen, geschonden.
Het idee niet eerlijk te (kunnen) zijn valt me zwaar.
Zwaarder en zwaarder.
het gebod: Gij zult niet liegen, geschonden.
Het idee niet eerlijk te (kunnen) zijn valt me zwaar.
Zwaarder en zwaarder.
Je had niet de tijd
om naar mijn verhaal te luisteren.
Je had niet de oren om naar mijn verhaal te horen.
Je was niet in de omstandigheden om mijn verhaal aandacht te geven.
Je had niet de oren om naar mijn verhaal te horen.
Je was niet in de omstandigheden om mijn verhaal aandacht te geven.
Vertel me liever wat
het je doet dat je me ziet
of dat ik hier op deze plaats ben.
Die woorden zijn misschien de bouwsteen
om mij op dat moment op te bouwen.
of dat ik hier op deze plaats ben.
Die woorden zijn misschien de bouwsteen
om mij op dat moment op te bouwen.
Wanneer je tijd hebt,
een oor om te luisteren,
of een stoel hebt om naast mij te zitten,
vraag me dan gerust:
Hoe gaat het met je?
een oor om te luisteren,
of een stoel hebt om naast mij te zitten,
vraag me dan gerust:
Hoe gaat het met je?
Colossenzen 3:9
Lieve mensen,
ik wil met deze tekst niemand beoordelen of veroordelen die mij gevraagd heeft hoe het met me gaat. Ik tracht hiermee weer tegeven hoe ik me op een bepaald moment voelde maar wil je ook laten stilstaan bij de dingen die we zeggen zonder dat we weten wat we zeggen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten